Proeflessen Overzicht

Proefles Taal - Toets


Onderwerp: Taalniveau A1

Beantwoord de onderstaande vragen door het juiste ontbrekende woord aan te klikken.


Vraag 1: Niet alle mensen hebben altijd een paraplu bij …?

A. Zich
B. Haar
C. Hem

Vraag 2: Weet je hoe een aardbei eruit ziet? Nou, eh, klein en ...?

A. Groen
B. Rood
C. Muis

Vraag 3: Om te slagen voor het examen moet je veel ...?

A. Studeren
B. Winnen
C. Vallen

Vraag 4: Als het zo hard waait, moet je geen spullen op het balkon ...?

A. Voeren
B. Blazen
C. Zetten

Vraag 5: In dat land is het in de winter heel koud. Alle mensen blijven dan meestal … ?

A. Binnen
B. Snel
C. In

Vraag 6: Fruit is goed voor je gezondheid. Het is veel beter dan ...?

A. Groente
B. Water
C. Snoep

Vraag 7: Petra zet de afspraak in haar ...?

A. Stoel
B. Agenda
C. Kamer

Vraag 8: John heeft de hele dag hard gewerkt tot vijf uur. Nu zit hij in de auto op weg naar ...?

A. Huis
B. File
C. Werk

Vraag 9:We gaan de computer recyclen. Hij is ..... We kunnen er niets meer mee doen?

A. Oud
B. Stuk
C. Traag

Vraag 10: Het kind speelt de hele dag lekker buiten. Dat is natuurlijk veel gezonder dan altijd maar voor de televisie ...?

A. Voetbal
B. Doen
C. Zitten

Vraag 11: Mijn telefoon ligt op tafel. Er wordt gebeld, maar ik neem niet ...?

A. Op
B. Spreek
C. Af

Vraag 12: Op deze klok kun je zien hoe laat het ...?

A. Uur
B. Is
C. Minuut

Vraag 13: Fruit is gezond. Dat weet toch...?

A. Iedereen
B. Altijd
C. Lekker

Vraag 14: De les is eindelijk afgelopen. De leerlingen doen hun boeken dicht en stoppen ze in hun ...?

A. Tas
B. Fiets
C. Broodtrommel

Vraag 15: Ik heb vannacht niet zo goed geslapen, omdat ik ziek ...?

A. Bed
B. Ben
C. Zijn

Vraag 16: Ik ben mijn huissleutel kwijt. Ik weet niet waar hij ...?

A. Ligt
B. Dicht
C. Open

Vraag 17: Het is nog ver naar de finish en de hardloopster is moe. Maar zij wil absoluut niet ...?

A. Sporten
B. Innemen
C. Stoppen

Vraag 18: Hij heeft twee dochters. Ze komen één keer per maand bij ...?

A. Hem
B. Zijn
C. Haar

Vraag 19: Er zijn in het vliegtuig twee deuren voorin en twee deuren achterin. Er zitten er ook twee in het ...?

A. Midden
B. Tussen
C. Raam

Vraag 20: In de la ligt het bestek. Wil jij het even voor me ...?

A. Doen
B. Pakken
C. Snijden

Vraag 21: Claudia slaapt niet zo goed. Ze werkt te veel. Zij kan misschien beter een paar weken op vakantie ...?

A. Slapen
B. Gaan
C. Boeken

Vraag 22: De man heeft al twee jaar geen werk. Hij krijgt van de overheid een … ?

A. Belasting
B. Vakantie
C. Uitkering

Vraag 23: Je sokken liggen onder het bed. Ruim je ze even ....?

A. Op
B. Pakken
C. Mee

Vraag 24: Op mijn telefoon kan ik altijd veel informatie vinden. Mijn telefoon heeft ...?

A. Internet
B. Batterij
C. Nummer

Vraag 25: Wij zitten al ongeveer twaalf uur in de auto. We zijn heel erg … ?

A. Rijden
B. Veel
C. Moe

Vraag 26: Ik wil bij je op bezoek komen, maar ik weet niet waar je woont. Wat is eigenlijk je ... ?

A. Visite
B. Plattegrond
C. Adres

Vraag 27: De kinderen gooien de bal naar elkaar. De één gooit en de ander ...?

A. Stuurt
B. Vangt
C. Kijk

Vraag 28: Claudia en John zoeken een nieuw huis, maar ze kunnen niet slagen. De huizen zijn duur en ze verdienen te ...?

A. Weinig
B. Geld
C. Klein

Vraag 29: In dat dorp wonen niet veel mensen. Maar er zijn wel veel ...?

A. Klimaat
B. Hotels
C. Strand

Vraag 30: Mijn vrouw wandelt ieder weekend. Zij loopt lange afstanden, soms wel dertig ...?

A. Seconden
B. Dollar
C. Kilometer


Controleer   Opnieuw